ET apparatuur

Er zijn verschillende soorten ET-systemen van diverse fabrikanten. In Nederland zijn er drie verschillende goedgekeurde systemen in gebruik. De systemen zijn Macfinish van TimeTronics, Alge en FinishLynx van Lynx. Een overzicht van de systemen in Nederland vind je hier.

Stroomvoorziening

De wedstrijdleider is verantwoordelijk voor de accommodatie en dus ook voor de stroomvoorziening op de wedstrijd. Als deze niet correct (230V/50Hz) of stabiel is, dan kan het zijn dat de ET niet of niet goed meer werkt. Bij vele ET's wordt er tegenwoordig gebruik gemaakt van een noodstroomvoorziening in de vorm van een UPS. Dit apparaat vangt de onregelmatigheden in de stroomvoorziening op en produceert een nette voeding voor de ET. Ook bij stroomuitval zorgt de UPS ervoor dat de race nog afgemaakt kan worden, zonder dat er tijden verloren gaan.

Opeenvolgende races

Als alle atleten in een race zijn gefinisht, wordt de finishfoto gelezen door de juryleden ET. Als het starten van de volgende race moet wachten op het aflezen van deze tijden, dan kan er onnodig veel tijd tussen verschillende races zitten. Dit is vooral het geval bij onervaren juryleden ET en bij lange afstandsraces, waarbij de atleten van de volgende race zich al tijdens de huidige race klaarmaken. Veel systemen bieden tegenwoordig dan ook de mogelijkheid om een volgende race te laten starten en laten finishen terwijl er nog een foto gelezen wordt.

Nauwkeurigheid

Hoe meer beelden er per seconde opgenomen kunnen worden, hoe nauwkeuriger de tijden van de atleten bepaald kunnen worden. Het wedstrijdreglement schrijft voor dat de tijden op 1/100 van een seconde afgerond dienen te worden. Honderd beelden per seconde is dus een minimum.

Het is beter als er minstens 1000 beelden per seconde opgenomen kunnen worden, dit wordt bij grotere wedstrijden gevraagd. Het is soms nodig bij het bepalen van de overgang van een serie naar de finale, maar ook voor het goed bepalen van de volgorde in een serie of finale. De nauwkeurigheid van 1000 beelden per seconden wordt ook gevraagd bij het afnemen van een nulstart.

Scoreborden

Bij de meeste wedstrijden staan er op één of meerdere plaatsen langs de baan scoreborden (ook wel klokken genoemd). Op deze scoreborden wordt de lopende tijd weergegeven en vaak ook nog de tijd van de eerste finisher. De scoreborden kunnen met de hand bediend worden, maar ook aan de ET gekoppeld worden. Dat laatste heeft de voorkeur, omdat de officiële tijden anders een flinke afwijking kunnen hebben van de tijden die op het scorebord verschijnen. De scoreborden worden dan meestal via de PC aangestuurd.

Als er één scorebord beschikbaar is tijdens de wedstrijd kan het een discussie zijn over waar en hoe het scorebord geplaatst dient te worden. De atleten willen het scorebord zien, maar het publiek ook, net als de microfonist en de eventueel aanwezige televisieploeg(en). Het bepalen van de plaats van het scorebord is een taak van de wedstrijdleider. De atleten zouden in dit geval altijd voorrang moeten krijgen. Het scorebord wordt aan de binnenzijde van de baan, 10 à 15 meter voorbij de finishlijn, geplaatst in de richting van de finish, opdat de atleten bij het passeren van de finishlijn hun tijd kunnen zien.

De scoreborden geven alleen de officieuze tijden weer. De tijd die op de scoreborden wordt weergegeven, wordt bepaald door het doorbreken van de straal tussen de fotocellen aan beide zijden van de baan. Over het algemeen worden de fotocellen op borsthoogte van de atleten geplaatst. Dit is in de praktijk vaak lastig, omdat niet elke atleet even groot is. Door de fotocellen op borsthoogte te plaatsen wordt er voor gezorgd dat de weergegeven tijden vrij goed overeen komen met de, later bepaalde, officiële tijden. De straal tussen de fotocellen kan echter ook doorbroken worden door een arm van een atleet, waardoor de officieuze tijd toch weer een flinke afwijking kan hebben van de officiële tijd. Vele ET-systemen hebben dan ook twee paar fotocellen boven elkaar geplaatst, waarbij de tijd pas stopt als beide stralen doorbroken zijn. Hiermee wordt het stoppen van de tijd door een arm van een atleet veelal voorkomen. Het blijft echter altijd de officieuze tijd.

Windmeter

Bij looponderdelen, maar ook bij het ver- en hinkstapspringen, is het gebruik van windmeting vanaf de D junioren verplicht. Bij veel systemen is er de keuze om de windmeter aan de ET te koppelen of los te gebruiken. Aangezien bij de looponderdelen de windmeter altijd op dezelfde plaats dient te staan, is er geen reden meer om de windmeter niet aan de ET te koppelen. Als de windmeter aangesloten is, moet er bij de ET aangegeven worden hoe lang de windmeter moet gaan meten. De meting zal dan automatisch starten op het moment van het startschot bij afstanden t/m 100m of handmatig voor de 150m en de 200m. De gemeten wind is vervolgens bij de finishfoto af te lezen. Op deze wijze wordt de windmeting ook meteen vastgelegd en is hij later altijd nog te controleren. Bij grotere wedstrijden worden er bij de windmeter ook nog één of meerdere scoreborden geplaatst om de windmeting direct aan iedereen kenbaar te maken. De weergegeven meting is de officiële meting.

Start Informatie Systeem (voorheen: Valse startdetectie)

Een start informatie systeem (SIS) is een systeem dat bestaat uit kleine boxjes achterop het startblok en een centrale box waarin de signalen van de boxjes en het startsignaal samenkomen. De kleine boxjes achterop de startblokken bevatten een sensor, meestal een versnellingssensor of een druksensor, welke minstens 1000 keer per seconde de ondervonden versnelling van of druk op het startblok meten. In de centrale box worden deze metingen afgezet tegen het startsignaal en zodoende is te bepalen of een atleet te vroeg is vertrokken. In de boxjes op de startblokken zit meestal ook een speaker ingebouwd, waardoor de starter de startcommando’s kan geven, zonder te hoeven schreeuwen. Tevens klinkt er uit deze speakers een piepsignaal als een atleet te vroeg is vertrokken. Dit signaal zal de starter ook horen op zijn/haar koptelefoon. Het startsignaal van de startdetector zal via de SIS ook aan de ET worden doorgegeven. Hoewel de SIS steeds vaker gebruikt wordt, zal het nooit de starter kunnen vervangen. Deze apparatuur kan alleen meten of een atleet te vroeg vertrekt, maar kan niet registreren of een atleet stil zit in het startblok of dat een atleet een andere atleet hindert. Als de SIS aangeeft dat een atleet te vroeg is vertrokken, is er sprake van een valse start. De apparatuur zal ook aangeven wie er te vroeg is vertrokken. De starter zal echter altijd bepalen wie de valse start krijgt toegewezen. De SIS is een hulpmiddel voor de starter en de atleten.

Wedstrijd administratiesysteem

Elk wedstrijdsecretariaat maakt tegenwoordig gebruik van een systeem om alle atleten en prestaties in te voeren en te verwerken. Bij diverse systemen is het mogelijk om deze te koppelen aan de ET. Hiermee kunnen de namen van de atleten van de komende race elektronisch aan de ET worden doorgegeven. Als de ET bedieners de tijden van de deelnemers hebben bepaald, kunnen deze ook weer automatisch worden gestuurd naar het wedstrijdsecretariaat. Hiermee is een tijdswinst in de uitslagenverwerking te boeken, maar de kans op het maken van schrijf- en leesfouten wordt ook beperkt. Een ander voordeel voor de ET is dat er per race precies bekend is hoeveel deelnemers er gelopen hebben en er dus ook bekend is of iedereen gefinisht is. Aan zo’n centraal wedstrijd administratiesysteem zijn ook terminals op het veld te koppelen waarmee ook de prestaties van de technische onderdelen direct in te voeren zijn. Deze gegevens zijn dan ook meteen weer beschikbaar op speciale terminals voor de pers, publiek en eventuele TV-stations.